Olijk kerstfeest

2001

Bezetting: 11 tot  20  personages + orkestje

 

Is Jozef werkelijk zo dom, of speelt hij handig voor joker?…Is Maria zwanger, en zo ja, van wie?…Zijn de drie koningen nu mannelijk, of vrouwelijk?…Zijn de herderkens vrome jongens of zijn het doortrapte smeerlapjes?…Kan men schapen zomaar door konijnen vervangen?…Hoe evolueert de blaasontsteking van het achterste deel van de ezel?…Bengelen de engelen liefdevol aan een katrol?…Wat komen Sinterklaas en de paashaas zoeken in een kerstverhaal?…Kan de Heilige Geest vliegen, of verplaatst hij zich enkel per velo?…Op al deze vragen krijgt u een passend en kluchtig antwoord!

U hoeft het stuk niet zo nodig rond Kerstmis te spelen! Het kan evengoed rond Pasen!…Zelfs met Allerheiligen!

 

“Kerstverhalen hoeven niet zonodig hapklare, honingzoete sprookjes te zijn. Een beetje meer lachen  geeft tenslotte ook wat  zaligheid aan het leven !…Dat is toch zo ?”

 

 

 

Een creatie van Dekolté, Heusden in 2005.

Personages

 

- MARIA

- JOZEF

- DE EZEL (2 M)

- DE HEILIGE GEEST

- HERBERGIER

- DE TWEE ENGELEN( M/V)

- DE DRIE KONINGINNEN (V)

- DE HERDERKENS (2 M)(met een kudde konijnen)

- DE KABOUTERS (M/V ev.kinderen)

- DE PAASHAAS

- SINTERKLAAS

-ZWARTE PIET

- DE KERSTMAN

- EEN FANFARE OF ORKEST

Tafereel 1

JOZEF EN MARIA OP...JOZEF TREKT DE EZEL VOORT, MARIA ZIT OP DE EZEL...

JOZEF:                   Allee kom nu, koppigaard!...Oef! We zijn er!... Dàt heeft toch nogal voeten in d’aarde gehad zeg! Dat beest gaat meer achteruit dan vooruit!

MARIA:                    Tja, daar is’t n’een ezel voor é, Jozef!

JOZEF:                   Dat is juist, Maria! Allee, stap nu maar af!...Voorzichtig zijn voor de Jos zijnen buik è ! (tot de zaal) Ge moet ons dat pardoneren dat dat op en afstijgen nogal kramakkel  verloopt é, dames en heren, maar we hebben hier in laatste instantie nog een paar serieuze veranderingen moeten doorvoeren! Ge moet weten dat we van zin waren om hier met n’een echte ezel te spelen! Pas op, die twee daar onder dat kostuum, die wijken daar eerlijk gezegd  niet zo veel van af, maar ik bedoel, dat we dat zouden willen gedaan hebben met een écht, levend beest!

MARIA:                   Ja, kwestie van de realiteit zo reël mogelijk te benaderen, verstaat ge’t ?

JOZEF:                   Voila, zoals ze zegt! Maar...De mannen van’t zaalcomité, die verantwoordelijk zijn voor de verhuur van d’accomodatie, die waren daar zo zot niet van!

MARIA:                   Die hadden schrik dat dat beest zijn gevoeg zou gaan doen op die splinternieuw planchetten van dat podium!

JOZEF:                   Juist! En daarom hebben wij de Jos en d’n Etienne kunnen overhalen om in dat kostuumke te kruipen! Ge zou dan denken, alles opgelost! Maar nee! Krijgt de Jos daar toch wel geen blaasontsteking zeker ?...Pas op, dat is zo in’t toneel é, dames en heren! Ge zit altijd met van die onvoorziene omstandigheden die niet te voorzien zijn! Enfin, hetgeen wat we willen vertellen, is dat ge niet te nauw moet kijken als er zo af en toe per abuis iets verkeerd loopt! Bon! Dan gaan we nu verder met de voorstelling! (kruipt weer inz’n rol) Stijg nu maar van de ezel, Maria !

EZEL:                       (Veel gekreun en gevloek)

MARIA:                    (heft de staart van de ezel op, fluistert) Sorry, Jos...

JOS:                        (mompelt) ‘t Is al goed...

JOZEF:                    Bon! ...Hier zullen wij even tot rust proberen te komen, Maria!

MARIA:                    Brrrr...Het is hiet wel koud é, Jozef ?

JOZEF:                    Amai nog niet, Maria!...De rijm ligt op de daken!

MARIA:                    Ge moogt gerust zijn! Straks doen wij nog een pleuris op!

JOZEF:                   Wacht, Maria! Ik heb hier in de draagtas op de ezel nog een warme pelsen jas!

MARIA:                    Oh, Jozef toch! Gij zijt een engel! Een gentlemen in hart en nieren!

JOZEF:                   Ja, dat weet ik, Maria! (neemt de jas van de ezel en trekt hem aan)...Zo! Dàt is al veel warmer!

MARIA:                    (sec) Ja, dàt wil ik geloven!

JOZEF:                   (trekt de jas nog meer dicht) Laat de noorderwind nu maar waaien! Niets kan ons nog deren!

MARIA:                    (begint te kreunen)

JOZEF:                    Oeioei, toch geen weeën é, Maria?

MARIA:                    Nee, Jozef! “Honger” !

JOZEF:                   Tja, nu dat ge’t zegt! Wij hebben vandaag nog niets gegeten!...Maar wacht! Spaarzaam als ik ben heb ik iets bewaard voor slechte tijden! (haalt een boterham tevoorschijn en begint er gulzig van te eten)...(mompelt wat met vollle mond)

MARIA:                    ...Wàblieft?

JOZEF:                    Wel, ik vroeg, “Ook een hapje, Maria?”

MARIA:                    (zucht) Nee, dank u! Laat het u smaken!

JOZEF:                   Merci!...En laten we dan nu onderdak zoeken! (kijkt rond) Aha, dààr is een herberg!

MARIA:                    Inderdaad, nu ge het zegt!

JOZEF:                   Eu...Excuseer ons, dames en heren, maar het decor is niet écht compleet! Die herberg, die is er dus wel, maar ge ziet ze niet, verstaat ge’t?

MARIA:                   Hij wil dus zo zeggen, dat wij ons de moeite hebben bespaard om daar een voorgevel van een herberg te bouwen terwijl dat dat etablissement tóch maar een paar minuten dienst moet doen!

JOZEF:                   Ge moet u dus gewoon inbeelden dat dààr ongeveer een venster is, en hier een deur, en dààr hangt dan een grote plakkaat waar herberg op staat, hier staat bijvoorbeeld een wielertoerist zijn koersvelo tegen de gevel, en hier zou mogelijk, puur in theorie, welteverstaan, zo’n ouderwets potteke aan de muur hangen alswaar het mannelijk kliënteel in gaat waterizeren!...Duidelijk?...Oké!

JOS:                       Niet te lang staan zeveren é, gasten! Ik wil op tijd naar de cour kunnen gaan!

JOZEF:                   Sorry, Jos! ... Dus, ge weet het, raam, deur en plakkaat, en dààr de rest van d’n brol! ...(kruipt weer in z’n rol) .. . .Ik zal hier, aan deze herbergdeur eens                                        aankloppen!...Klop....klop....klop!

HERBERGIER:         (steekt z’n hoofd door het gordijn) Wie klopt mij daar wakker op  dit uur van de nacht ? Weet gij wel hoe laat het is ? Het is kwart voor Christus! Dat zijn toch geen manieren?

JOZEF:                   Verschoning, beste herbergier, dat wij u zo laat nog uit uw bed kloppen! Wij zijn Jozef en Maria en wij zijn op zoek naar een plaats om de nacht door te brengen!

HERBERGIER:         Hebt ge gereserveerd ?

MARIA:                   Neen, dat hebben we niet, beste herbergier, maar, zoals gij kunt zien ben ik hoogzwanger , het is bitterkoud en ik zie scheel van de honger!

HERBERGIER:         Het spijt me, maar wij werken hier enkel via reservatie door een erkend reisbureau ! Nog een prettige nacht verder!

JOZEF:                   Jamaar, beste herbergier, kunt ge ons dan geen adres geven van een andere herberg?

HERBERGIER:         Dat ziet ge van hier! Ik kan toch moeilijk reclame gaan maken voor de concurrentie?...Maar wacht! (krabbelt iets op een briefje) Hier! Het telefoonnummer van de toeristische dienst!

JOZEF:                    Dank u !

HERBERGIER:         Graag gedaan!...Salu en een voorspoedige voortzetting van uw zwangerschap! (hoofd weg)

MARIA:                    Toch een vriendelijke man é, Jozef?

JOZEF:                   Ja, dat viel wel mee!...(kijkt rond)...Shit! Nergens een telefooncel! Wat moeten we nù doen ?...(korte stilte)...Ik zei dus, “wat moeten we nù doen”?...(richting coulissen) Zeg, hoe zit dat daar, komt gij nog of niet ?

H.GEEST:                (off)Sorry, ik hang hier met één van mijn vleugels vast in dat stom gordijn!...Ah, ik ben los! Wacht, ik ben daar! (komt per fiets vanuit de coulissen het podium opgereden)...Gegroet, vreemdelingen! Ik ben de Heilige geest! (stopt en gooit z’n fiets op de grond)

JOZEF:                    Aangenaam! Ik ben Jozef!

H.GEEST:                Dag Jozef!

JOZEF:                    Dag Heilige geest!...En dit is mijn vrouw Maria!

H.GEEST:                Aangenaam, Maria!(knipoog)

MARIA:                    Aangenaam, Heilige geest!(knipoog)

JOS:                        Zeg, gaat die zever hier nog lang duren ? Ik zou moeten!

JOZEF:                    Geduld, Jos!

H.GEEST:                En, wat doen jullie zo laat nog op straat ?

JOZEF:                    Wij zoeken een plaats om de nacht door te brengen!

MARIA:                    Ja, en om eventueel te bevallen, moest het nodg zijn!

H.GEEST:                Oeioei, een soort polyvalente ruimte, dus !

MARIA:                   Weet gij soms geen plaatsje waar wij zouden kunnen overnachten en bevallen, beste Heilge geest ?

H.GEEST:                Een plaats om te overnachten én tegelijkertijd te bevallen ook? Tja, dàt is wel moeilijk te vinden in deze buurt!...Immobiliën zijn mijn sterke kant niet! Ik ben eerder straf in mirakels!...Weet ge wat ? Ik zal het eens aan mijn assistenten vragen!...(roept) Engelen?...Vlieg eens naar hier!

DE TWEE ENGELEN KOMEN “AANGEVLOGEN”...(Een uitdagend kluifje naar de hand van technici en decorbouwers)...DE ENGELEN BLIJVEN BOVEN HET TRIO IN DE LUCHT HANGEN...(zorg er voor dat je verzekering in orde is...)

ENGEL 1:                 Wat is er, “baas” ?

ENGEL 2:                 Waarom hebt gij ons geroepen?

H.GEEST:                Wel, beste engelen, deze mensen zoeken een plaatsje om de nacht door te brengen ! Zien jullie van daar boven niets ?

ENGELEN TUREN ALS INDIANEN ROND...

JOS:                       (komt onder zijn vermoming van achterstel van de ezel uitgekropen) Sorry, gasten, maar ik kan mij niet meer houden, het is bijna in mijn broek! (spurt af)

ENGELEN TUREN NOG STEEDS ROND...

ENGEL 1:                 (plots) Dààr!

ENGEL 2 :               Wààr ?

ENGEL 1:                 Dààr !

ENGEL 2:                 Wààr dààr ?

ENGEL 1 :                Dààr dààr !

ENGEL 2:                 Oh ja, nu zie ik het ook!

MARIA:                    Een hotel ?

JOZEF:                    Een bungalowpark ?

H.GEEST:                Een camping ?

ENGEL 1:                 Een stal!

DE DRIE SAMEN: Een stal ?

ENGEL 2:                 Een stal!

ENGEL 1:                 En niet zomaar “een stal” !

ENGEL 2:                 Ik zie een...een os...een varken...én een olifant!

ENGEL 1:                 En hier een halve ezel!

MARIA:                    Whaw! Gaaf! Blits! Nijg! Megatof!

JOZEF:                    Sorry, maar is er dan nog wel plaats voor ons in die stal?

ENGEL 1:                 Ach, het is een grote stal!

ENGEL 2:                 En het is maar een kleine olifant!

MARIA:                    Staat er een kribbe ?

ENGEL 1:                 Uiteraard! Wat zou een stal nu zijn zonder kribbe ?

ENGEL 2:                 Volgens mij ligt die kribbe zelfs vol met stro!...Het kan natuurlijk ook hooi zijn, want ik zie het verschil niet! Ik ben een engel uit de stad!

JOZEF:                   Wel, beste , geachte engelen, wil ge zo vriendelijk zijn om ons tot bij de stal te brengen alstublieft ?

ENGEL 1:                 Oei! Dat is nog wel een heel stukje vliegen!

ENGEL 2:                 Eerlijk gezegd heb ik daar ook niet veel goesting voor!

H. GEEST:               Kom, engelen, vooruit! Niet hangen zeveren! Breng deze mensen tot bij de stal!

ENGEL 1:                 Tja, bevel is bevel natuurlijk!

ENGEL 2:                 Dààr valt niet veel aan te veranderen!

ENGEL 1:                 Vlieg ons maar achtera!

DE ENGELEN “VLIEGEN” AF, JOZEF EN MARIA VOLGEN HEN, KLAPPEND MET DE ARMEN, OOK HET OVERGEBLEVEN DEEL VAN DE EZEL VOLGT...DE H.GEEST BLIJFT NOG EVEN...

JOS:                        (koerst over het podium) Hela, wacht, ik kom ook...(AF).

H.GEEST:                En alzo, dames en heren, vonden Jozef en Maria de weg naar de stal!...De tocht was bar en lang...De bittere koude sneed hen door merg en been...En uiteindelijk vonden ze de stal...En Maria, die werd maar zwangerder en zwangerder...(maakt gebaar van bol buikje)...De Jozef moest het ‘s weten!...Maar ja, hij weet het niet, en wat niet weet, niet deert! En dàt is maar goed ook!(groet, waarbij zijn aureool op de grond valt, hij raapt ze op, neemt z’n fiets en rijdt af)...